42
Tweeënveertig. Mooi getal. Lijkt willekeurig, en dat is het ook.
Je kunt het worden. Voor mij is dat lang geleden. Maar voor anderen nog een aankomende mid-life crisis.
Je kunt het verdienen. Per uur is leuk. Maar per maand is zielig.
Je kunt er op wonen, daar hoeft je straat niet eens zo lang voor te zijn.
Je kunt het krijgen, in chocola, meestal rond eind november.
Je kunt het eten, nadat je het gekregen hebt, of als iemand het met je deelt.
Je kunt het opnemen, voor een lange vakantie, als je baas het daar mee eens is.
Je kunt er van schrikken, als het slachtoffers zijn, vooral als ze op jou lijken.
Je kunt het hebben, dan heet het koorts en ben je al bijna dood.
Je kunt het opschrijven, maar wie doet dat nog.
Je kunt het delen, met een goed doel, of gewoon in je rekenschrift.
En je kunt het afleggen. Daar wou ik naar toe.
Afleggen kan ook weer op veel manieren (fiets, voet, paard, achter elkaar, in etappes etc. etc.) maar dat doe ik jullie niet aan. Het middel is de voet en de wijze is snel. Hardlopen dus. Over lopen is geen dispuut, maar “hard” is eigenlijk nog te zacht geformuleerd. Want wanneer wordt langzaam hard?
Niet zonder meer als je 42 kilometer aflegt. Er hoort nog wat bij, op zijn minst toch een startsein en een finishlijn met een beperkte geldigheidsduur. En anderen die gelijk met jou beginnen en die dezelfde kant op gaan denk ik. En waarschijnlijk ook iemand die het organiseert, met een aankondiging vooraf. Is het dan een marathon? Zo ja, is iedereen die te voet de finish haalt vóór die is opgeruimd een hardloper?
Het kon in Amsterdam; 42 kilometer en een klein stukje omdat ze de finish in het Stadion gelegd hadden. Naar mijn normen liep ik hard, de hele weg. Nergens gewandeld want dat vind ik niet hard. Mijn lijf wilde dat trouwens best, vooral de laatste warme kilometers. Maar mijn hoofd heeft gewonnen.
Na die 42 kilometer was ik een medaille, een blaar, een leuk actiefilmpje van mijn broer en een behaald doel rijker. En wéér een flesje sportdrank dat ik altijd aanpak (want gratis) maar nooit opdrink.
Zo’n doel moet haalbaar zijn en ook dat is relatief. Persoonlijk records kan iedereen, maar dat lukt maar een jaar of tien. Een clubrecord is al wat lastiger. Winnen kan er maar een. Winnen in je klasse zou kunnen, als je maar oud genoeg wordt, en doorloopt natuurlijk. En de organisatie bereid is een klasse 80+ te honoreren.
Toch zijn ze er wel, die haalbare doelen. Bijvoorbeeld verzamelen: in elke hoofdstad van de EU een marathon lopen, of toetreden tot de club van 100. Of opvallen, vooral een hobby in Londen, met z’n vieren achter elkaar onder een hoes die een bus moet voorstellen bijvoorbeeld. Of lopen op klompen. Gezien in Amsterdam: een man in een mosterdgeel net en doornat pak.
Dat soort noodgrepen hebben wij nog niet nodig. Alberts doel, een clubrecord 60+, is bereikt.
Mijn doel: onder de 4 uur blijven. Dat lukt al 21 jaar maar er komt een dag dat ik verslagen wordt door mijn leeftijd. Nog maar 4 minuten te gaan.
Amsterdam is bijgezet in mijn marathonlijstje. Ik heb ze genummerd. Amsterdam staat op 42.