Ik lig voor Pampus
Voor de tweede maal in successie heb ik de wandeling ‘Wandelen langs Werelderfgoed Stelling van Amsterdam’ afgerond. Dit keer liep ik deze tocht samen met m’n clubgenoot Martijn Biesmans. Eigenlijk was dit niet een gewone wandeltocht, maar een tocht met een speciale missie. Die missie bestond uit het inventariseren van limietpalen ofwel grenspalen, die vanaf 1881, bij elk fort van de Stelling van Amsterdam werden geplaatst. Na het in de grond stampen van die mooie hardstenen palen werd een fort, een schans of een (kust)batterij gebouwd. De palen dienden als afzetting van een militair gebied. Op de bovenkant en aan één zijkant van een paal is de letter ‘O’ gestanst. Daaronder bevindt zich een volgnummer waarbij nummer 1 meestal bij de ingang van een fort stond. De letter O verwijst naar het Ministerie van Oorlog. Daarnaast zijn er ook grenspalen met de letter ‘D’. Deze letter geeft aan dat de paal geplaatst is onder het gezag van het Ministerie van Defensie. Tenslotte zijn er nog palen te vinden met het opschrift ‘RG’. Deze letters betekenen Rijksgrond.
Enfin, de wandeling is dus niet stomweg kilometers maken en die kilometers zo snel mogelijk afleggen en dan gauw naar huis gaan. Nee, nee. Palen zoeken nabij een fort, daar komt veel meer voor kijken. Proberen de gedachtegang en de strategie van honderd jaar geleden te evenaren. Hoe liep de grens toen en is die grens heden ten dage nog te reproduceren. Ook over een sloot springen, een hek klauteren en onder prikkeldraad doorkruipen hoort erbij. Vaak zijn de limietpalen in het aangrenzend land te vinden. Meestal is dat een weiland. Op een hoek bij een sloot is zo’n paal dikwijls aan te treffen. Dan maakt de grens ook een bocht. Een scherp oog brengt ons al gauw bij zo’n mooie, oude hardstenen paal. In veel gevallen heeft de paal zijn beste tijd gehad. Maar gelukkig zijn er nog palen die een eeuw of langer, ongeschonden, hebben overleefd. Een laagje mos op de kop van de paal is gelijk aan het donkere patina op een zilveren lepel. Een lepel die in geen jaren is gepoetst. Een nadere inspectie leert ons dat de steenhouwer sommige cijfers sierlijk hebben aangebracht. Ook zijn er palen met een geribbelde zijkant. Over het algemeen is het formaat 20×20 cm. Maar ook daar zijn afwijkingen te bespeuren. Kortom, eigenlijk is geen paal hetzelfde. Elke paal van ieder militair object heeft een eigen ID-nummer, een soort SOFInummer met daaraan gekoppeld relevante gegevens. Het merendeel van de grenspalen heeft een beschermde status, meestal als onderdeel van een provinciaal- of rijksmonument.
{quote}elke paal van ieder militair object heeft een ID-nummer{/quote}
In de afgelopen maanden hebben we 187 van de ruim 400 stuks gevonden. Nu is het tijd voor een pauze, want het onkruid staat inmiddels twee kontjes hoog. Tussen de plantengroei staat de paal verscholen en beschermd tegen externe factoren. Onze voorlopige laatste reis naar een stukje militair verleden, is de reis naar het eiland Pampus. Het forteneiland, tevens einde van de Stelling van Amsterdam. Voor ons is dit de kroon op ons werk of de slagroom op de taart. Hoe je het ook wilt noemen. Bij Rederij ’t IJ monsteren wij aan op de Sailboa. Aldaar krijgen we een visum voor het forteiland uitgereikt, een document die wij zorgvuldig bewaren. Onder zomerse omstandigheden brengt de kapitein ons van Amsterdam-IJburg naar het eiland. De reis van Diemen naar de haven van IJburg hebben we natuurlijk te voet afgelegd. Hoe kan het ook anders. Aan een steiger meert de Sailboa aan en een bescheiden aantal personen gaat aan wal. De rest van de passagiers vaart naar het vestingstadje Muiden om een bezoekje aan het Muiderslot te brengen. Linea recta lopen Cisca, Martijn en ik naar het restaurant voor een kopje koffie. Vanuit het restaurant hebben we een prachtig uitzicht op het Gooimeer en de schepen die daar aan voorbij varen. Vervolgens worden alle vertrekken van het fort door ons nader bezichtigd. Ten opzichte van enkele jaren geleden heeft het fort een metamorfose ondergaan.
Ter hoogte van de noordelijke poterne kruipen Martijn en ik door een lange aardedonkere gang. Ofwel de oostelijke contrescarpgang. Deze nauwelijks twee meter hoge en één meter brede doorgang brengt ons uiteindelijk bij de zuid poterne. En hiermee is de helft van een rondgang om het gehele fort afgelegd. Het is zo donker dat we niets kunnen onderscheiden. Echt helemaal niets, geen hand voor ogen. We houden elkaar vast en voetje voor voetje schuifelen we verder. Halverwege de rondgang hangt er een rood lichtje aan de wand. Het geeft zoveel licht als het achterlampje van een rijwiel. Dus, bijna niets. We kunnen een flauwe glimp van het gangenstelsel opvangen. Een paar meter verder is het weer pikkedonker. Weer sjokken we voetje voor voetje totdat we achtereenvolgens bij de smederij, steenkolenbergplaats en wachtlokaal aankomen. Daar is weer daglicht. En alles is overzichtelijk. Tja, we hebben nu bijna alles van het fort gezien, maar van het laatste deel ook niets.
Op het terras van het restaurant gebruiken we de lunch. De zon schijnt fel aan de hemel en de temperatuur is meer dan aangenaam. Heerlijk! Het is nu wachten op de boot. En dat duurt nog even. Ik ga liggen op een zitzak in het gras en weldra lig ik uitgeteld. Hier noemt men dat: ‘Liggen voor Pampus.’ Als de boot arriveert gaan we aan boord. De zon blijft strak aan de hemel en het is bijzonder aangenaam op het bovendek. Bij een steiger van het Muiderslot maken we een tussenstop om enkele passagiers af te zetten. Ook komt er weer een aantal reizigers aan boord. Daarna varen we terug naar IJburg. Om het af te leren wandelen we een zestal kilometers naar huis. Een prachtig slot van de Stelling van Amsterdam. In oktober gaan we weer op zoek. Kijken of ze allemaal de zomer hebben overleefd. Maar ook gaan we op zoek naar die palen, die we tot op heden nog niet hebben kunnen vinden. Lukt dat, dan geeft dat een kick. En wel een heel speciale. Och, naast het wandelplezier wordt hiermee ook het goede doel gediend. De Stichting kan de door ons verstrekte gegevens in de administratie bijwerken.