Kees Elsinga: het leuke aan lopen? Toch wel de prestaties
Het leuke aan lopen vindt oud-voorzitter Kees Elsinga (56) “niet zozeer het bewegen, maar toch wel de prestaties. Dat je op een bepaald niveau het beste uit jezelf haalt door consequent te trainen en door goed te trainen. Dat je je grens kunt verleggen. Na een periode van blessures liep ik afgelopen zondag de Amsterdam Halve Marathon in 1 uur 30. Dat het me gelukt is om terug te komen op dat peil, daar ben ik dan trots op.
In 1986 begon ik met hardlopen nadat ik was gestopt als keeper van een veteranenelftal. De eerste tijd trainde ik heel erg onregelmatig. Bij AV ’23 heb ik geleerd dat hoe meer je achter elkaar traint, hoe meer resultaat dit heeft. Het is te vergelijken met een kralenketting: als daar een kraal ontbreekt, is de ketting lang zo mooi niet.
Op mijn werk (voorzitter van het college van bestuur van de Gooise Scholen Federatie) ben ik veel met mijn hoofd bezig: veel praten, veel vergaderen. Ik kom dan moe thuis. Als ik daarna getraind heb, is mijn hoofd weer vrij. Lopen bevordert het geestelijk evenwicht. Als je goed in je vel zit, functioneer je ook beter.
Het leuke van trainen bij de club van Jan Mens is dat je andere lopers tegenkomt aan wie je je kunt meten. Verder geniet ik van de Masterscompetitie. Het is plezierig om met de hele club de hele dag op stap te zijn.
Ik ben lid sinds 1996. Onze kinderen die toen zes en acht waren, hadden via de school een uitnodiging van AV ’23 gekregen. Ik ben toen meegegaan om wat voor mezelf te lopen. Ik wilde me testen op de 1000 meter. Dat is 2 ½ maal de baan, dacht ik. Dat liep ik in circa 2.30, een waanzinnig snelle tijd. Bij deze club moet ik zijn, was mijn gedachte. Pas later kwam ik erachter dat AV ’23 toen een 300 meter baan had en dat ik 750 meter in plaats van 1000 meter had gelopen…
Willem van Riemsdijk, die toen al in de kantine stond, zei na afloop tegen me: ‘Kom es trainen’. Sindsdien ben ik niet meer weggeweest. Het was eerst op de oude sintelbaan; een armoedige troep. In 1961 moest de 400 meter-baan van AV ’23 aan de Kruislaan wijken voor de Jaap Eden ijsbaan. Tijdelijk kreeg de club een 300 m-sintelbaan aan het Middenmeerpad. Binnenkort, zo verzekerde de Gemeente, zou er weer een echte baan komen.
Dat duurde ruim 37 jaar. Ik was net voorzitter toen het na langdurige onderhandelingen zover was. Ik kon de sleutel van de huidige lichtinstallatie bij het Stadsdeel ophalen. Het was op een avond in november 1999, stormachtig, regenachtig, guur. Het was heel donker. Ik stak de sleutel in het kastje, draaide die om en plots was de hele baan verlicht.* Voor mij is dit nog steeds het mooiste moment bij AV ’23.
Zelf heb ik in die ruim zestien jaar drie trainers gehad. Eerst Henk Dekker, vervolgens Henk-Jan van der Meer en nu Jan Mens. Jan heeft zoveel humor, waardoor de trainingen altijd ontspannen en gezellig zijn. Dat weet hij te combineren met het aanzetten tot prestaties. Zijn kracht is dat hij goede aanwijzingen op een stimulerende manier geeft. Je loopt niet alleen voor jezelf, maar ook een beetje voor Jan.
Het mooie van AV ’23 is het naast elkaar hebben van een ploeg recreatieve lopers en een groep ambitieuze atleten bij Els van Noorduyn, Jan Mens en Bram Wassenaar die goede resultaten willen behalen. De club is aan de ene kant gemoedelijk en gezellig maar heeft heeft aan de andere kant ambitieuze personen die iets meer willen dan alleen recreatief lopen.
Maar AV ’23 moet niet willen concurreren met Phanos, de grootste club van Nederland, en AAC, dat het Ajax van de atletiekverenigingen wil zijn. Het zou de grootste fout zijn die we kunnen maken als we boven het eigen niveau willen uitstijgen. Daarvoor zouden dure voorzieningen en trainers nodig zijn. Dat zou ten koste van de jeugd gaan. AV ’23 heeft een groep D-junioren die bij een andere club op die leeftijd al voor een groot deel gestopt zou zijn. Dat is de kracht van onze vereniging. Uit de vele jeugdleden komen jonge mensen naar boven die de (sub)top halen en vaak zelf trainer worden.
De jeugdtrainers hebben allemaal hier getraind. Toen ik bij AV ’23 kwam, begon Theo Danes net met het geven van training. Hij heeft in zijn sportieve loopbaan fantastische dingen gedaan en is een voorbeeld voor de huidige jeugd. Van Sander Stok kan hetzelfde worden gezegd. Zo zouden er meer namen te noemen zijn. Trainers zijn heel belangrijk, vooral de jeugdtrainers. Die doen ook heel veel buiten het veld. Er zou best meer waardering voor hen mogen zijn.
De goede sfeer moet vooral blijven. Een voorbeeld: bij de clubkampioenschappen zijn honderden kinderen, ouders en vrijwilligers de hele dag op de baan zonder dat er een wanklank valt. Kom daar maar eens om bij een voetbalwedstrijd! Een ander voorbeeld: op dinsdag- en donderdagavond trainen vier groepen naast elkaar op de baan. De technische groep van Els, de club studenten van Michael Weber, de groep van Jan en de recreanten. Eens in de zoveel tijd op donderdagavond zijn de Bramsterdammers er ook nog bij. Geen enkele irritatie en geen onvertogen woord. Een bijzonder fenomeen.
Nog enkele voorbeelden van waartoe het enthousiasme van leden kan leiden. In de kantine hangt de foto van het beeldje van Chris Berger, gemaakt door een lid, wiens naam me even ontschoten is. Tegen de achterwand van de kantine is het reliëf van een hoogspringer, ook van een lid, Rob Regeer. Joke Schenk beschilderde in 1999 honderden kiezelstenen met het logo van AV ’23 voor de actie ‘Ik droeg mijn steentje bij’. De opbrengst van de actie was voor de inrichting van de nieuwe kantine.
Toen ik bij de club kwam, was de financiële situatie van de vereniging niet zo goed. Er waren ongeveer 250 leden. De oude, te korte baan leverde niet zoveel nieuwe leden op, maar de kosten voor baanhuur, trainers etc. waren hoog. Bovendien stonden we in de schuld bij het Stadsdeel. Met de nieuwe baan groeide het ledental enorm, tot ongeveer 500 leden.
Het was een roerige periode. Er moesten nieuwe trainers bij, maar dat viel niet mee. Waar haal je goede jeugdtrainers vandaan? We hadden het geluk dat Els van Noorduyn en Rob de Weger zich over de snelle mensen ontfermden. In mijn periode als voorzitter kwam ook de groep van de Bramsterdammers van de grond. Sinds die lopers bij Bram trainen, zijn hun prestaties stukken beter geworden.
In de drie jaar waarin ik voorzitter was, probeerde ik wat meer structuur aan te brengen zodat we minder van het toeval en van enkele enthousiaste leden afhankelijk waren. Toch is het een illusie om te denken dat je van een vereniging als AV ’23 een professionele organisatie kunt maken. Je bent afhankelijk van het enthousiasme en de bereidwilligheid van een beperkt aantal mensen. Dat is de kracht, maar ook de zwakte van de vereniging. AV ’23 is op een te kleine groep van heel actieve mensen aangewezen voor het organiseren van competitie- en andere wedstrijden. Vaak gaat het goed, soms bijna goed en een enkele keer net niet goed.
Wat AV ’23 beter kan en beter moet doen, is het koesteren van zijn eigen kwaliteiten en mensen, niet zozeer de prestaties maar vooral de mensen, de vrijwilligers, de trainers, en ook de nog levende oud-leden en oud-bestuursleden. Zij hebben in hun tijd de club gedragen. Bij het 90-jarig jubileum is de club tekort geschoten. Het is jammer dat de ‘oudjes’ niet waren uitgenodigd en dat er voor hen niets was georganiseerd. Wij moeten binnen afzienbare tijd nog wel wat voor hen doen.
* Jan Ludeker citeert in zijn boek Kees als volgt: ‘Ik kijk omhoog. Nu gebeurt het, aan het eind van de palen begint een lichtpunt te gloeien, kleuren verschijnen. Ineens baadt de vlakte in een zee van licht. Ik besef dat ik getuige ben van een wonder.’