Webmaster Peter Groen is al veertig jaar gefascineerd door computers
“Ik heb altijd al wat gehad met computers”, zegt Peter Groen (64), al bijna zes jaar de webmaster van AV ’23. “Na mijn studie en militaire dienst kwam ik te werken op het ministerie van Defensie. Daar had ik onbeperkt rekentijd op een supercomputer. Dat was een heel grote, die nog met ponskaarten werkte. In 1976 heb ik mijn eerste computer gemaakt vanuit een bouwkit. Ik heb zelf ook leren programmeren.
Internet vind ik fantastisch, vanaf het prille begin. Bij de SARA had ik een kennis, die me liet zien hoe ik kon inbellen bij een computer in Californië en daar de database kon raadplegen. Normaliter moest ik daarvoor per fiets naar de Academie van Wetenschappen en dan de microfiches opvragen.
Gerard Lijnzaad vroeg voorjaar 2008 iemand om het beheer van de website van AV ’23 over te nemen. Die was opgezet door Richard Bastiaans en André Roukema, die er om uiteenlopende redenen mee ophielden. In mijn ogen zag die site er een beetje raar uit, als ik dat zo mag zeggen. Ik heb er een jaar over gedaan om de website zo te maken zoals ik het wilde hebben. Ik vroeg het bestuur naar zijn wensen, maar die kwamen er niet. Toen heb ik de site naar m’n eigen idee ontwikkeld.
Het leuke van de site is dat die voortdurend verandert. Steeds is er weer een nieuwe voorpagina. De vereniging is verder gezegend met enkele goede schrijvers. Ik noem in de eerste plaats Theo Danes en verder onze voorzitter Hans Hofstede. Nu ik zijn naam noem, wil ik zeggen dat Hans ongelooflijk veel tijd in de club steekt. Daar heb je geen idee van.
Op de website komt binnenkort een extra ingang, waar leden kunnen inloggen. Zij hebben dan toegang tot de eigen gegevens (adres, emailadres) én ze kunnen zich langs die weg aanmelden voor vrijwilligerstaken. De ledenadministratie wordt gekoppeld aan de website. Herman Mommersteeg speelt hierin een belangrijke rol.
Hoe ik bij AV ’23 kwam? Een jaar of twaalf geleden zag ik in dat er iets moest gebeuren. Als psycholoog had ik een zittend leven. Ik was vadsig, kortademig, leefde ongezond. Ik woonde al twintig jaar vlak naast het Flevopark maar was er nog nooit geweest. Op een dag ben ik vroeg opgestaan en begon ik met lopen. Na een paar honderd meter kreeg ik al kramp, maar het was fantastisch, meteen de eerste keer. Ik raakte eraan verslingerd. Lekker buiten; vroeg op de dag.
Het leuke aan lopen is in eerste instantie dat het heerlijk is om buiten te zijn. Soms ben ik al om zes uur, half zeven in het park. Dan is alles nog een beetje grijs. Het licht komt dan langzaam door. Dan kan ik eindeloos genieten.
Elke ochtend ging ik weer, steeds een stukje verder. Zo liep ik een paar jaar voor mezelf. In de stad zag ik posters voor de Amsterdam Marathon, die waren me daarvoor nooit opgevallen. Ongeveer een half jaar van tevoren heb ik me daarvoor ingeschreven. Op internet zocht ik naar hardloopadviezen. Ik ging serieus oefenen, deed aan intervaltraining en ging langere afstanden lopen.
In 2005 liep ik mijn eerste marathon, die van Amsterdam, in 3 u 55. Ik was wel de man met de hamer tegengekomen. Ik weet nog precies waar: bij het Archimedesplantsoen, na 34 km, het klassieke moment. In New York spreken ze van The Wall, na 21 mijl. Dan ben je door je primaire energie heen. Ik ging helemaal dood. Maar ik ben toch gefinisht. Daarna wilde ik het serieuzer aanpakken en me aansluiten bij een atletiekvereniging. Dat werd AV ’23, eind 2005. Ik heb lang bij Jan Mens getraind. Daar ging ik met plezier naartoe, zonder meer.
In totaal heb ik tien marathons gelopen. In 2006 deed ik mee in New York. Geweldig. Onderweg werd ik ingehaald door Lance Armstrong, omringd door bodyguards, die perse onder de 3 uur wilde finishen. Mijn tijd was daar 3 u 45. Mijn snelste was 3 u 23 in Utrecht. Daar heb ik vanaf het begin volle bak gelopen.
Na de tiende marathon was ik het zat. Steeds maar weer de man met de hamer. Ik wilde mijn loopstijl veranderen en heb me aangesloten bij de sprintgroep. Dat was leuk. Bij de lange afstanden ben je altijd een beetje voorzichtig: je moet nog vijf kilometer bijvoorbeeld. Maar bij de sprint is het in één keer BAF. Ook de 200m is fantastisch. Je begint al met de bocht die 120 meter lang is en daarna nog 80 meter rechtuit naar de finish. In die bocht hang je echt scheef. Als loper ervaar je dan je snelheid.
Erg leuk vind ik het om met een groepje te lopen, op de training of op zondagmorgen vanaf Polder in het Science Park. Je kletst dan wat. Door het lopen vallen remmingen weg. Je wordt moe en praat daardoor makkelijker.
Wat opvalt bij het NK Masters is dat niemand van de deelnemers van jongs af aan op atletiek zit. Ze zijn allemaal zo rond de 50 begonnen. Als je jong begint, dan stop je als senior. Bij de Masters is het zowel vechten voor je snelheid als tegen blessures.
Met de Mastercompetitie ben je met zijn allen een hele dag op stap. Dat vind ik lekker. Ik ben vereerd dat ik voor AV ’23 de sprint mag doen. Je moet dan voluit gaan. Het is altijd het eerste nummer. De rest van de dag ben ik jurylid.
ik begrijp atleten niet die geen wedstrijden lopen. Wedstrijden horen erbij. Daar doe je het toch voor! Je wordt toch ook niet lid van een voetbalvereniging en dan nooit een wedstrijd willen spelen. Er zijn per jaar een paar competitiewedstrijden. Verder heb je het NK indoor en outdoor en daarnaast kun je zelf instuifwedstrijden uitzoeken. De estafette vind ik heel erg leuk. Die motiveert me boven mezelf uit te stijgen. Ik loop met Frits Wegenwijs, Hans Hofstede, Onno Waalewijn en Theo den Haan. Bij de M60 hebben wij het Nederlands record op de 4×200 meter en op de Zweedse estafette. Ik mocht een keer invallen bij de M50 op de 4 x 100, toen braken we het Nederlands record dat in handen was van PAC Rotterdam. Daar ben ik nog steeds heel trots op.
Wat me tenslotte opvalt bij AV ’23 is de spanning tussen atletiek en hardlopen. Die twee kanten lijken elkaar weinig te raken. Ik denk dat dat misschien de hele geschiedenis al zo is geweest.
Ik ben van professie psycholoog, maar dat heb ik helemaal achter me gelaten. Op mijn 59e vond ik het genoeg. Mijn vader was al op zijn 58e gestopt. Waarom zou ik veel langer werken? Mijn vrouw, die huisarts is en enkele jaren jonger, gaat nog een tijdje door. Ze vindt haar werk nog veel te leuk.
(foto: Gerhard Stegeman)