Anna Goede: discuswerpster, jeugdbestuurslid, student in Wageningen en ook nog diabeet
door Dirk Visser
Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakte oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.
Amsterdam – “De draaiende beweging van het discuswerpen ligt me wel”, zegt Anna Goede (22), dit jaar met een worp van 40.74 meter vijftiende op de nationale ranglijst. “Het leuke aan discuswerpen is het gevoel dat je krijgt als alle stukjes bij elkaar komen; dat heb je denk ik altijd bij jouw onderdeel. Dat heb ik niet bij de speer en de kogel. Als je heel hard traint, dan kom je steeds een stapje verder. En soms is er die ene worp.”
Zelf is ze niet zo van de cijfers, zegt ze. Dat ze dit jaar beduidend verder wierp dan vorig jaar (40.26 m), verrast haar. In het overzicht van clubrecords, opgenomen in het boek Een Lustrum Kunststof van Jan Lüdeker uit 2003, staat het clubrecord nog op 38,18 meter op naam van Tjitske Lambeck, geworpen in 1994. Op het NK deze zomer wierp Anna de discus naar 38.76 meter, de tiende plek in een sterk deelnemersveld.
“Vanaf mijn negende heb ik diabetes. Veel mensen denken dat je dan niet kunt sporten. Maar ik sport elke dag. Als ik dat niet doe, is mijn bloedsuikergehalte te hoog en gaat het niet goed met mij. Omdat sporten gezond is, voel ik me de dag na een training beter.
Een van de D-junioren is een meisje met een insulinepomp. Zij dacht eerst ook dat ze een heleboel dingen niet zou kunnen doen omdat ze suikerziekte heeft. Via de mail heb ik een heleboel vragen van haar beantwoord. Ik vind het leuk om zo een voorbeeld te zijn. Ze heeft mij zelfs als voorbeeld genoemd in haar spreekbeurt, ook omdat we op de basisschool dezelfde meester hadden.
Ik ben begonnen met turnen. Op een zekere leeftijd, toen ik ongeveer elf was, houdt iedereen daar mee op. Mijn moeder, die zelf aan atletiek heeft gedaan, zei: ‘Dan ga jij daarheen’. Dat was wel leuk. Dankzij het turnen was ik al sportief: de lenigheid en kracht had ik al. Mijn vader Siem en m’n zusje zijn toen ook lid geworden, maar komischerwijs m’n moeder niet.
Eerst deed ik alles, maar ik vond vooral de technisch lastige onderdelen, horden, polsstok en discus, leuk. Op m’n zestiende kreeg ik een enkelblessure, waardoor ik een poosje niet kon rennen. Sindsdien doe ik alleen discus. Daar richt ik me helemaal op.”
Binnenkort traint Anna in Amsterdam en in Wageningen waar ze twee jaar Urban Environmental Management gaat studeren. In Wageningen sluit ze zich aan bij de studentenatletiekvereniging. Eerder studeerde ze aan de UvA af op Future Planet Studies, een soort interdisciplinaire milieukunde. De verhuizing naar Wageningen betekent het einde van het training geven, afgelopen seizoen met Theo Danes, de hoofdtrainer van de 15- en 16-jarigen.
Anna blijft wel lid van het jeugdbestuur. AV ’23 dat een grote jeugdafdeling heeft, heeft een jeugdbestuur met een eigen budget en een eigen visie. “Dat is in atletiek Nederland tamelijk uitzonderlijk. Bij ons organiseren jongeren hun eigen trainingskampen, wedstrijden, barbecues, noem maar op. Uiteraard spelen de ouders als vrijwilliger daar ook een rol bij.
Wat ook bijzonder is dat bij AV ’23 de 15-jarigen al een zekere verantwoordelijkheid krijgen zodat ze langzamerhand worden opgeleid tot trainer. Zo leiden de trainers en atleten elkaar op en geven ze de trainingsstof door. Zo leer ik veel van mijn coach Els van Noorduyn. Dat geef ik dan weer door aan mijn junioren en assistent-trainers en zij op hun beurt geven dat door aan de pupillen. Uiteraard geeft iedereen zijn eigen invulling daaraan. Ik doe helemaal niet alles wat Els van Noorduyn doet. Maar het principe staat. Regel 1 is dat je elkaar helpt.”