Boxmeerdaagse, 7e etappe
Vandaag is de start van de zevende etappe in het dorpje De Rips, gelegen ergens in Oost-Brabant. Voor de kenners in de omgeving van de plaats Gemert. De klok heeft zojuist half acht geslagen en de groep is klaar voor een volgende krachtsinspanning. Het extreem warme weer zal vandaag zeker een boel energie van de lopers vergen, want de temperatuur zal stijgen naar tropische waarden. Een verslaggeefster van Radio-TV Brabant is ter plekke als wij het parkeerterrein, aan het eind van het dorp, oprijden. Twee mensen van de omroep gaan vandaag ons op verschillende punten volgen. Het motto is: ‘Hoe gaat de mens om met de hitte en is dit wel verantwoord.’
De groep marathonlopers staat te popelen om te beginnen. Ze hebben er zin in, ondanks de onheilspellende berichten van het K.N.M.I. Wel gaan ze een uurtje eerder van start dan de andere dagen. Vooralsnog is de temperatuur aangenaam. Het kwik schommelt nu al rond de 25 graden. Maar het wordt erger. Veel erger zelfs. Enfin, goed eten en drinken, niet op volle snelheid lopen is ons parool. Per slot van rekening zijn we ervaren sporters. Maar toch! De verslaggeefster stelt Willem en enkele hardlopers enige prangende vragen en de cameraman zoemt z’n camera in op onze benen. Met een beetje arrogantie kan ik die stelten wel gespierd en mooi noemen. Dan geeft Annemarie het startsein en de meute gaat van start. De cameraman rent achter ons aan. Tja, dan is onze snelheid niet mis en de man sleurt, met z’n optisch instrument op z’n schouder, achter ons aan. Ach, je weet dat kan niet lang duren of hij moet capituleren. Zo is het geschied en wij gaan gewoon door.
De eerste 13 km tot aan onze eerste verzorgingspost gaat het parcours uitsluitend door verschillende bospercelen. Soms over begaanbare paden, maar soms ook niet. Zo af en toe is er helemaal geen pad te bekennen en we lopen midden door het struikgewas. Gelukkig wijst de ‘garmin’ ons de juiste route. Wat moet je tegenwoordig zonder techniek. Evenals vorige keer word ik wederom geplaagd door horzels. Een steek in m’n kuitbeen is niet zo erg. Het levert je een flinke rode plek op en met een beetje mazzel gaat die zwellen. Meer niet. Dan word ik achtereenvolgens gestoken in m’n keel en even later bij m’n linker oog. Dan is het plezier van lopen opeens een stuk minder. Toch zit er niets anders op dan doorlopen. Als je stil gaat staan komen die ellendelingen met tientallen op je af. Aan de rand van het bos worden we weer opgewacht door de medewerkers van Omroep Brabant. De cameraman probeert de eerste vermoeidheidstrekjes bij de lopers te ontdekken. Wederom zoemt hij z’n lens op ons in. Van vermoeidheidstrekjes is niets te bekennen en iedereen is goed gemutst. Alleen die ellendige horzels.
Gelaafd gaan we weer op pad. Nu heeft de cameraman plaatsgenomen in de kofferbak van een volgauto. Op die manier kan hij prachtige opnames maken van onze onderdanen. Althans als hij dat prachtig vindt. We gaan weer het bos in. Het wordt warmer en warmer. De limonade in mijn bidon is in een mum van tijd lauw en is op weg naar een kookpunt. Het smaakt niet meer lekker, maar vocht is vocht. En dat hebben wij juist nodig. Plotseling denk ik tussen de bomen door een grote plas te zien. Ik tik Willem op z’n schouder of hij dat ook ziet. Gaat de hitte mij nu al parten spelen. Is dit nu een fata morgana? Ik voel me als een zoekende in de woestijn, maar dan anders. Even later krijg ik een bevestiging van Willem. Het is wel degelijk water. Namelijk een voormalige grindgroeve. Geen inzinking dus. En we harken verder. Het parcours is mooi, maar wel zwaar. Regelmatig worden we bijgestaan door de leden van de verzorgingsploeg. En de kilometers glijden onder onze schoenen door.
Als het einde van het bos is bereikt gaat de route over aardige landweggetjes. Heel leuk om over te lopen. Maar ach, wat brandt die zon. Er is geen schaduwplekje te vinden. Het kwik is opgelopen tot boven de 35 graden. Dit is afzien. Eerlijk gezegd moet ik bekennen dat er leukere bezigheden zijn dan nu een marathon te lopen. Ik kan er een boel bedenken. Menige organisatie had z’n evenement al afgeblazen. De verantwoording ligt toch echt bij de sporter. Wil ie niet meer of kan hij niet meer, dan is er nog altijd een plaatsje te vinden in een volgauto. Vervolgens struinen we de plaats Oploo binnen. De markante kerk hebben we al van verre bewonderd. Ook van dichtbij is het bouwwerk prachtig. In het dorp zijn we op zoek naar een ijsboerke. We struinen van winkel naar winkel, maar alles lijkt op slot te zijn. Dus keren we maar terug naar de route en gaan verder met onze missie. Jammer, geen ijsje. Voor de kerk staat een Christusbeeld met gespreide armen. Ik maak ongewild dezelfde beweging en vraag aan mijn kornuiten: ‘Waar is in hemelsnaam een winkel, waar we een lekker ijsje kunnen kopen.’ Het antwoord is simpel, die is er niet.
Een blik op het horloge leert me dat de klus over twee uur geklaard moet zijn. Het zweet stroomt langs onze lichamen. En de zon brandt en brandt. Het doet zelfs pijn aan de huid. Toch is de sfeer nog steeds goed. We spreken elkaar moet in. Af een toe is er een briesje te bekennen. Alleen kan zo’n zuchtje wind ook als een föhn werken. Dan is het niet prettig, want dat maakt het ademen weer moeilijker. Voor de afwisseling mogen we nog een bosperceel belopen. Aan het eind daarvan bevindt zich een camping. Bij de kampwinkel kopen we een ijsje. We gaan meteen door en genieten van de koude lekkernij. Plotseling zien we de gebouwen van een bedrijventerrein. Dit betekent dat de finish nu echt nabij moet zijn. We draaien een onverhard pad tussen enkele maïsvelden in. Het gewas staat hoog. Nog even en de boer kan het maïs binnen halen. Nog twee bochtjes en dan zien we het finishdoek hangen. De laatste meters zijn nu aangebroken en dan is ook deze dag een feit. Tevreden passeren we de eindstreep. Er volgen nog twee etappedagen. Maar eerst rusten en het vochtgehalte op peil brengen. Morgen staan we weer klaar. De verwachting is dat de temperatuur daalt naar zo’n 25 graden. Prima weer om mee om te gaan.