Boxmeerdaagse, 8e etappe
De nachtrust heeft ons goed gedaan. Allemaal zijn we redelijk hersteld en mogen vandaag weer aan de bak. Voor een aantal is het de achtste marathon op rij. Daar Cisca en ik de afgelopen week een aantal ziekenhuisbezoekjes hadden, staat de teller voor mij pas op vier. Rond acht uur worden de lopers weggebracht naar de plaats Kevelaer in Duitsland. Kevelaer staat bekend als bedevaartsoord en ook wij mogen daar een omloop maken. Nu zie ik mezelf niet direct als pelgrim, maar het is toch leuk om het een en ander te bezichtigen en daar ook rond te dolen.
De start vindt echter plaats op het parkeerterrein van Schloss Wissen, gelegen in een luisterrijke omgeving onder de rook van de plaats Kevelaer. Het riviertje Niers meandert door het rustieke landschap. Toch hebben de meeste van ons hier nog oog voor. Geen blik op oneindig et cetera. Tevens worden wij vandaag vergezeld door een aantal dagjeslopers. Een fikse regenbui heeft vannacht de temperatuur zo’n tien graden omlaag gebracht, maar het voelt nog wel klam aan. Wederom geeft Annemarie het startsein en de dagjeslopers stuiven weg. Wij doen het ietsjes kalmer aan en hebben slechts één motto: ‘Niet forceren, want morgen staat er nog een marathon op ons te wachten.’ Met andere woorden in wielertermen vormen wij een bus om toch op tijd binnen te komen. De eerste kilometers volgen we een bestaande Pelgrimsroute. In een naastgelegen weiland wordt de Grote Prijs van Kevelaer gehouden. Het betreft een hippische sport en meteen denken wij aan Ankie van Grunsven, onze grootheid in die sport. Een parcours met allerlei hindernissen is voor de springruiters samengesteld. Ook de ruiters en paarden doen een warming-up.
De Pelgrimsweg brengt ons in het centrum van Kevelaer. Een mooi stadje met veel oude gebouwen. Op het grote plein nabij de basiliek raken we verzeild in een processie. De bedevaartgangers lopen zingend in een lange stoet. Daardoor hebben wij geen plek om onze route in tegengestelde richting te vervolgen. Langs de kant van de weg volgen we dit schouwspel en we moeten oppassen om niet in de optocht te worden meegezogen. Aan de andere kant zou het ook geen slechte zaak zijn. Als de stoet gepasseerd is, kunnen wij ook weer onze weg vervolgen. We mogen het uurwerk niet stil zetten, dus we moeten het tempo ietwat verhogen. Via een breed pad, met een tal van kapelletjes waar de lijdensweg van Christus wordt uitgebeeld, verlaten we het bedevaartsoord. Het parcours is schitterend en op mijn lijf geschreven. Natuurlijk worden we weer ondersteund door onze verzorgingsploeg. Wat moeten we zonder hen beginnen. Toch is het nog aan de warme kant. Een zacht briesje is ons meer dan welkom. Kortom allemaal ingrediënten om tot een hoogtepunt te komen. Dat zal vandaag tijdens de botenparade door de Amsterdamse grachten ook wel plaatsvinden.
Langs akkers en tuinderijen gaan we op weg naar de grens. Bij een boerderij is een drietal metselaars drukdoende om een muur van een stal op te trekken. De vrouw des huizes en haar echtgenoot, oftewel de boer en de boerin, leggen bakstenen op de laadklep van een heftruck. De metselaars kunnen dan in een rap tempo verder bouwen. Op het moment dat wij passeren roept de vrouw om hulp. Ze kan wel een extra handje gebruiken. Nou, dat laten wij niet op ons zitten en even later sjouwen Willem en ik een lading bakstenen naar het trekkertje. Met veel genoegen zien ze ons zweten. Na een fotootje gaan we weer op pad en nemen afscheid van het echtpaar. Wat ik niet wist dat het fotootje later gebruikt werd onder de noemer: ‘Zwartwerkende Diemenaar gespot!!!’ Ongemerkt passeren we de Nederlands-Duitse grens. Er is geen grenspaal te vinden die ons daar opmerkzaam op maakt. Door een bosperceel bereiken we de plaats Wellerlooi. Een beeldje van Teun staat in een grasperk voor een schoolgebouw. Het lijkt veel op het Drentse Bartje. Dan zal Teun ook geen bruine bonen lusten. Wie weet.
Dan bereiken we de tweede verzorgingspost waar onder andere Carry en Cisca staan. De inwendige mens wordt versterkt en we krijgen van Carry een ticket voor de veerpont Blitterswijck uitgereikt. Daar ik met een bekertje cola in de ene hand en een heerlijke koek in de andere hand sta, kan ik dit bewijs van goedgedrag niet aanpakken. Voorts stopt Carry het kaartje onder mijn broeksriem zodat het niet kan wegwaaien. Vijfhonderd meter verder staan we aan de oever van de Maas op het fiets- en voetgangerspontje te wachten om de oversteek te maken. Het pontje ligt aan de overzijde van de rivier afgemeerd en de veerponthouder maakt geen enkele aanstalten om naar ons toe te varen. Dan geef ik een harde ruk aan een scheepsbel zodat hij weet dat er passagiers willen overvaren. Enkele seconden daarna volgt Regina mijn voorbeeld en nu moet de veerman toch weten dat er volk staat te wachten. Langzaam komt het scheepje aangetuft. De veerman moet wel rekening houden met de scheepvaart, want die heeft te allen tijde voorrang. Als de laadklep met een harde klap de oever raakt verlaat een aantal wielrijders de pont. Wij nemen hun plaats in en even later varen we schuin naar de overkant. De komende meters mogen we even op een bankje zitten terwijl we toch vooruit gaan. Eigenlijk willen we het voorstel doen om naar Boxmeer te varen, maar dat briljante idee zetten we toch maar uit ons hoofd. Als we bij de westelijke oever zijn aangekomen maken we aanstalten om het bootje te verlaten. Verre van soepel richten we ons op en gaan verder om onze tocht te voltooien.
De rest van de groep is al lang uit ons zicht, maar de eerder gevormde bus is nog steeds compleet. We hebben veel plezier en eigenlijk glijden de kilometers, ongemerkt, onder de zolen door. Met enige humor en een dosis doorzettingsvermogen moet dat kunnen, nietwaar! Langs het haventje van Wanssum lopen we in noordwestelijke richting. Bij een buurtsuper in Wanssum kopen we een gezinspak met ijsjes. Allemaal genieten we van deze heerlijke verkoeling. Ook voor de dames van de verzorgingsploeg nemen we een ijsje mee. Na vijf minuten komen we op een ander idee. De intentie was goed, maar een medestrijder noemt het groot bedrog. Een sproeier houdt het gewas van een boer nat. Een grote, dikke waterstraal spuit over het gewas en ook over het graspad dat wij moeten betreden. Toch zit er niets anders op dan door te lopen. We kunnen niet van onze route afwijken. Dus aan een nat pak ontkomen we niet. De krachtige straal spuit ons in enkele seconden drijfnat. Jazeker, helemaal tot op de huid. De zon is nu onze beste vriend. Over een aantal kilometers is de sportkleding weer droog. Over een smal pad, met aan beide kanten brandnetels, schrijden wij voort. Behendig lopen wij in ganzenpas door het struikgewas. We naderen de plaats Geijsteren waar de verzorgingsploeg de staartlopers staat op te wachten. We vertellen dat we graag voor hen een ijsje hadden willen meenemen, maar dat de omstandigheden zich daartoe niet leiden. Het is vreemd, maar we worden niet geloofd. De omgeving is schitterend. We zullen maar zeggen nog een hoogtepuntje vandaag. De komende kilometers gaan door een natuurgebied. Hierbij slingeren we eerst over een heide- en daarna door een bosgebied. Via de plaatsen Smakt, Vortum-Mullem en Sambeek keren we terug naar Boxmeer. Het finishdoek hangt nog steeds keurig op dezelfde plek. Na het passeren van dit object is ook deze etappe geschiedenis.