De overstap van Chris Berger Na drie jaar was zijn liefde voor AV’23 voorbij
door Guus Mater
AV’23 koestert al een eeuw liefde voor atletiek. Dat is zeker. Maar hield Chris Berger nu meer van AV’23 dan van AAC? Dat is een moeilijke vraag. In ieder geval was zijn liefde voor AV’23 in 1936 na drie jaar voorbij.
De atleet, naar wie de baan van AV’23 aan de Radioweg is vernoemd, meldde zich in maart 1933 bij de club en behaalde er zijn grootste successen: het wereldrecord van 10,3 en twee Europese titels. Vanaf 1936 tot het einde van zijn loopbaan was hij lid van AAC. In de archieven is niet te vinden wat de reden van die overstap was.
Paul van Gool van Stichting Atletiekerfgoed denkt dat het om een ordinaire kwestie ging: contributie niet betaald. Na 1935 had Berger een beetje genoeg van atletiek: een mislukt wieleravontuur zat hem niet lekker. Hij had graag als baanwielrenner geld willen verdienen. Atletiek leverde hem geen cent op.
Hij wilde weer gaan voetballen, zoals hij dat in zijn jonge jaren bij DWS had gedaan. Niettemin sprintte hij nog tot in de oorlogsjaren door. Voor AAC. In de AAC-kantine in sportcentrum Ookmeer is een Wall of Fame, waar alle olympische deelnemers van de club worden vermeld: het zijn er 39. Zilveren plaatjes tegen een zwarte achtergrond. Daar hangt ook Chris Berger, die in 1936 meedeed aan de Spelen in Berlijn.
Door de jaren heen is er altijd rivaliteit geweest tussen AAC en AV’23. Zoals bekend werd AV’23 opgericht als een afsplitsing van AAC, dat in 1914 het levenslicht had gezien. In de jaren dertig was AV’23 de toonaangevende club, zelfs in het hele land. Na de Tweede Wereldoorlog was AAC sterker en groter. Met enige afgunst keken de AV’23-ers naar de prestaties van de stadgenoten. AV’23 beschikte over wat aardige lopers, maar AAC was veelzijdiger. Dat is nog steeds het geval. Kijk maar naar de clubrecords.
Het was oud-AV’23-lid Ulli d’Oliveira die na lezing van het jubileumboek (nog steeds te koop trouwens) op zoek ging naar de achtergronden van de afsplitsing in 1923. Daardoor kwam het in 1989 verschenen jubileumboek van AAC uit de kast. Daar staat ten onrechte in dat Berger al in 1934 AAC-er was.
De nieuwsgierige Ulli, nu negentig jaar, had op het Vossius Gymnasium geschiedenisles van Jacques Presser, die later hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam werd. Presser leerde hem dat geschiedenis bestaat uit dat papier dat niet is aangevreten door de muizen. AV’23 mag zich gelukkig prijzen dat de muizen op afstand van het archief bleven, zodat we redelijk nauwkeurig de historie van de vereniging konden reconstrueren.