Iris de Ruiter is op haar 15e al de beste discuswerpster ooit bij AV ‘23
Iris de Ruiter (15) deed begin september voor het eerst mee aan een officiële interlandwedstrijd. De drie beste C-junioren op hun onderdeel uit Nederland tegen de drie beste C-junioren uit Westfalen. Voor Iris was dat onderdeel de discus. Daar in Almelo wierp ze de discus maar liefst 40,99 meter, niet alleen een verbetering van haar PR met ruim twee meter, maar ook een verbetering van het clubrecord van Anna Goede (40,26 m). Nog nooit had bij AV ’23 een meisje C, B of A of senioren vrouw de discus zo ver geworpen.
“Ik was superblij met mijn resultaat. Voor het eerst over de 40 meter en een verbetering van mijn PR met ruim 2 meter. Het scheelde bijna niets of ik had dat onderdeel ook nog gewonnen. Dat was dan weer jammer. Ik mocht meedoen omdat ik kort ervoor tijdens de nationale C-spelen met een worp van 37.76 tweede was geworden achter een Belgische, die uiteraard niet meeging naar de interland.
Eind september verbeterde ik op de nationale CD-meerkamp liefst vier PR’s: horden, hoog, 150 m en het puntentotaal. Daarmee werd ik vijfde. Het puntentotaal, 4190, was slechts 25 punten onder het clubrecord van Esther van de Lijcke. Bij die meerkamp is er geen discus voor de vrouwen, eigenllijk mijn sterkste onderdeel. Bij het NKJ in juni had ik, toen nog C-junior, goud gewonnen met discus.
Ik kom uit een tamelijk sportieve familie. Mijn moeder heeft altijd gezwommen en aan waterpolo gedaan. Tegenwoordig loopt zij recreatief. Mijn vader was tienkamper en werptrainer bij Lycurgus, de atletiekvereniging van Krommenie. Als klein kind ging ik mee en bouwde dan hindernisbanen. Toen we in Diemen kwamen te wonen, zochten we een club in de buurt. Dat werd dus AV ’23. In het begin deed ik bij de club vooral spelletjes. Dat vond ik wel leuk, maar op een gegeven moment was ik er klaar mee. Ik wilde onderdelen gaan doen.
Dat ging goed totdat ik groeipijnen in m’n knie kreeg. Daar heb ik twee jaar last van gehad. Toen kon ik niet springen of rennen. Maar ik kon wel iets blijven doen, namelijk speer- en discuswerpen. Bij competitiewedstrijden doe ik discus, speer en kogel. Discus is mijn favoriete onderdeel. Speer en kogel zijn lastiger. Voor speer heb je de meeste techniek nodig. Kogel en discus lijken op elkaar.
Bij kogel heb je twee technieken: aanglijden waarbij je in één beweging de kogel naar voren stoot, en draaien, dezelfde beweging als bij discus. Het eerste had ik bij de pupillen geleerd; met het tweede ben ik twee jaar geleden begonnen. Aanglijden was niet echt mijn ding. Ik had daarbij ook nog last van mijn knie. In de Ookmeerhal trainde ik bij Hans Arnhard, al 25 jaar werptrainer. Hij zei: ‘Je kunt ook gaan draaien’. Dat was in het begin heel erg moeilijk om te leren. Nog steeds gaat het niet zo soepel als bij discus.
Qua afstanden is er nog veel mogelijk: verder, sterker en de techniek beter. Ik train bij Theo en bij oud-topsprinter Guus Hoogmoed, die namens het Stadsdeel trainingen geeft. Theo is als meerkamper een specialist op dit gebied. Theo laat ons heel veel verschillende dingen op de training doen. Elke keer iets anders. Hij is fantasierijk genoeg.
Ik heb heel lang gevoetbald bij sv Diemen. Ik was midmid. Maar op een gegeven moment was dat niet meer met atletiek te combineren. M’n broertje voetbalt nog; mijn zusje Tessa zit ook op AV ’23. Wat mijn studie betreft, ik zit in de zesde klas van het Cygnus Gymnasium. Waarschijnlijk wordt het daarna iets in de bèta-richting, maar dat weet ik nog niet.
Iris werd Atlete van het Jaar 2011 bij de Meisjes Junioren. Op de D-Spelen was ze met de discus 2e met een clubrecord van 31,78 m en 3e met de kogel met een clubrecord van 12,24 m. Ook was ze 3e met het meisjesteam landelijk.
(foto: Boy Hazes)