Lopen met het hoofd, denken met het lichaam
Ook dichtbij wordt soms gebouwd aan grote dingen. Maar doordat je er bovenop staat zie je het niet. Je moet daar meestal door een ander, vaak een buitenstaander, op worden gewezen. Een oefening indexicaal attenderen wil deze column zijn: een poging om clubgenoten en andere bezoekers van de website van AV’23 te wijzen op het unieke dat zich op de eigen atletiekvereniging voltrekt.
Nog een woord vooraf: ik ben geen gediplomeerd of gecertificeerd neuropsycholoog, maar slechts een geïnteresseerde leek. Dat betekent dat fouten in het onderstaande volledig voor mijn rekening zijn. Maar omdat dit slechts een column is, op een vrije zondagmiddag geschreven, kunt U er toch geen rechten aan ontlenen.
Aan de Radioweg in de Amsterdamse Watergraafmeer bouwt trainster Els van Noorduyn nu alweer geruime tijd aan haar reputatie als trainer. Niet dat het haar daar om te doen is. Die reputatie is slechts een neveneffect. Maar de resultaten spreken voor zich. ‘Onze’ dichter-tienkamper Theo Danes wordt uitgenodigd voor een indoor interland in het Spaanse Zaragoza en verbetert daar en passant zijn PR met 69 punten. Een paar weken later wordt diezelfde Theo Danes tijdens het NK indoor knap derde op de vijfkamp. Al veel bejubeld zijn de opmerkelijke prestaties van B-junior Esther van der Lijcke. Met name haar verrichtingen in het hoogspringen doen veel beloven, maar ook op de sprint en in de meerkamp staat ze haar ‘mannetje’. Ook vermelding verdienen de prestatieverbeteringen van Dennis Weijens en Niels de Ruiter, die zoveel mogelijk blessurevrij, met kleine stapjes naar de Nederlandse sprinttop toe sluipen. Komend seizoen moet deze brede snelheids- en krachtaanwas zich gaan uitbetalen in promotie van de heren seniorenploeg naar de Nederlandse hoofdklasse. Naast AAC en Phanos heeft Amsterdam dan een derde atletiekverneiging die topsport succesvol weet te verbinden met breedtesport.
Want bij de successen van de ploeg van Els vaart heel AV’23 wel. Ten eerste doordat de atleten van Els de ruggengraat vormen van het trainerscorps dat het geheim is achter het opmerkelijke succes van de AV’23 pupillen en junioren tijdens de winter- en zomercompetities. Wie bij mij traint, aldus Els, moet de kennis die hij of zij bij mij opdoet ook weer doorgeven. En dat gebeurt, zo leren keer op keer de uitslagen. Ten tweede door de innovatieve trainingsvormen die Els in haar trainingsprogramma’s verwerkt en die, langzaam maar gestaag, doorsijpelen naar de andere trainingsgroepen die AV’23 kent. Afkijken is leren, en moet dan ook worden toegejuicht en waar nodig gestimuleerd. Ten derde doordat de trainingsaanpak van Els is gebouwd op schoonheid en plezier, in plaats van doorzettingsvermogen en pijn. Wie heeft niet ooit met verwondering staan kijken naar het Pina Bausch-achtige ballet dat de dircuitjes van Els in de wintermaanden oplevert; explosieve bewegingen, van verschillende vormen, die door verschillende atleten op commando (en soms op muziek) snel, zo perfect mogelijk en met opperste concentratie dienen te worden uitgevoerd. En wie heeft niet ooit eens op zaterdagochtend heupwiegend en met lichte jaloezie gekeken (en geluisterd) naar de muziek overgoten sprongtrainingen die Els haar atleten laat uitvoeren? En ten vierde door de voorbeeldwerking die uitgaat van atleten als Theo en Esther op de pupillen en junioren. Niet alleen omdat zij demonstreren dat je vol in het leven kan staan en toch succesvol kan sporten. Ook niet uitsluitend omdat de jonge atleten van Els voor pupillen en junioren nu eenmaal wat meer voor de hand liggende objecten van identificatie zijn dan de atleten afkomstig uit Rob de Weger’s Mastersploeg (sorry, dames en heren!). Maar ook omdat atletiek bij uitstek een kijksport is. Ademloos kunnen ook pupillen en junioren kijken naar de sprongen van Theo en Esther, naar de 200 metertjes en startjes van Niels en Dennis, of naar het stoten en werpen van Sander. En wie zijn eigen sprongen, loopjes en stoot- en werppogingen wil verbeteren, moet kijken, veel kijken.
Ook voor de oudere loper – toch de grootste groep atletietbeoefenaars in Nederland, en onze vereniging is daar geen uitzondering op – is er veel te leren van de theoretische principes die ten grondslag liggen aan de trainingen van Els. Ik begrijp de scepsis die hier kan opborrelen. Lopen, dat is toch simpelweg de ene voet voor de andere zetten, en dat dan zo snel en zo lang mogelijk? Blik op oneindig en verstand op nul! Wat moet ik dan met al die ingewikkelde oefeningen, met rompstabiliteit en loopscholing? Dat is leuk voor sprinters en tienkampers, maar daar heb ik als eenvoudige wegatleet toch helemaal niets aan? En daar komt bij: daar ben ik toch veel te oud voor. Dat is leuk voor jonge atleten wier lichamelijke ontwikkeling nog niet voltooid is en die zich nog snel en makkelijk allerlei nieuwe trainingsvormen eigen maken. Maar een ouwe hond, die leer je geen nieuwe trucjes meer!? Twee keer mis. Niet alleen is lopen net zo goed een technisch nummer, waarvan de verschillende bewegingsfasen wel degelijk geperfectioneerd kunnen worden, waardoor de snelheid toeneemt, het plezier stijgt, de schoonheid groeit en de blessuregevoeligheid daalt. Ook klopt het niet dat oude atleten niet meer zouden kunnen leren. Juist omdat denken en doen zo nauw met elkaar zijn verweven, en hersenen tot op zeer hoge leeftijd van structuur kunnen veranderen, is er geen enkele reden om niet ook als oudere wegatleet je trainingsmenu te peperen met nieuwe, verrassende bewegingsvormen, zowel op het niveau van de individuele atleet als op het niveau van de trainingsgroep.
Lopen doe je met je hoofd, en denken doe je met je lichaam, zo leert het recente hersenonderzoek. Klassieke tegenstelling als die tussen ‘nature’ en ‘nurture’ (kort: handelingen worden vooral bepaald door onze biologie versus handelingen worden bepaald door onze sociale omgeving) en denken en doen, blijken empirisch onhoudbaar en staan een meer adequaat zelfbegrip van ons doen en laten in de weg. (Bovendien, maar dat is een onderwerp voor een andere column in een ander medium, leiden ze tot een pedagogiek die kinderen vastketent aan een vermeend IQ (de CITO-score) en die docenten ontslaat van de verantwoordelijkheid om ook slecht scorende leerlingen te prikkelen tot verdere, en wellicht andere ontwikkeling). Londense taxichauffeurs die van overheidswege verondersteld worden om de Londense topografie uit het hoofd te kennen, bleken na verloop van tijd bij hersenonderzoek een sterk ontwikkeld ruimtelijk voorstellingsvermogen te hebben verkregen dat op hersenscans zichtbaar was als een groter beslag van die functie op de hersenstructuur. Oftewel, onze hersenen zijn plastisch en dus tot op zekere hoogte maakbaar; hun structuur past zich aan aan datgene wat wij van ze vragen. Veel en effectief oefenen is daarom een belangrijkere ingrediënt van menselijke uitmuntendheden dan zo’n vage notie als ‘talent’. Als er een ding is dat succesvolle schakers en violisten (de lievelingsvoorbeelden van intelligentie-onderzoekers) gemeen hebben dan is het dat zij een buitenproportioneel aantal uren hebben doorgebracht met instrument en schaakbord. Welke neurale specialisaties wij ontwikkelen is dus in belangrijke mate afhankelijk van de interactie van onze hersenen met onze sociale buitenwereld. Daarmee kunnen we de vraag of een bepaalde menselijke uitmuntendheid nu een effect is van talent of oefening niet langer beantwoorden. Het is simpelweg een onjuiste vraag.
Datzelfde geldt voor het onderscheid tussen denken en doen. Het beeld dat wij hebben van menselijke handelingen is dat wij eerst gaan nadenken over wat we moeten doen en dat we pas handelen als alle voor- en nadelen tegen elkaar zijn afgewogen en de hele beslissingsboom is doorlopen. Als we ons ook maar even buigen over hoe we zelf beslissingen hebben genomen (vakkenpakket, vervolgopleiding, baan, partner, kinderen, huis, auto, baan, vakantie), beseffen we dat dat beeld om verschillende redenen niet klopt. Wij vertrouwen op routines, we gebruiken vuistregels, emoties spelen een rol, ‘gut feelings’, intuïtie, waardoor het beeld van rationale afwegingen van voors en tegens eerder een rationalisatie achteraf dan een adequate beschrijving van menselijke beslissingen is. De belangrijkste reden is echter dat zowel handelen als denken fysiologische processen zijn. Als we aanzetten voor een korte sprint en onze beeninzet verhogen, de pas verlengen, de uitzwaai langer maken en onze armbewegingen versnellen, vormen zich in onze hersenen neurale paden die zich bij veelvuldig gebruik zullen verdiepen en verdichten waardoor wij er ten allen tijde en steeds opnieuw een beroep op kunnen doen. Maar ook als wij alleen maar kijken naar een sprinter, op de baan of op Eurosport (waarom is dat vervloekte Studiosport ook na het verlies van professioneel voetbal zo schamel als het gaat om het uitzenden van atletiek!? Maar ook dat is iets voor een andere keer), schieten in onze hersenen zogenaamde spiegelneuronen langs diezelfde neurale paden waardoor de synaptische verbindingen tussen hersencellen worden herbevestigd en onze spierweefsels via de zenuwen worden aangespoord om de beweging latent te reproduceren. Oftewel iedere handeling kent een neurofysiologisch complement in onze hersenen. Denken en doen, sprinten en kijken, maken gebruik van dezelfde fysiologische componenten. Om die reden moeten kijken en doen in iedere training gelijkwaardige onderdelen zijn.
Het zijn dit soort recente neurofysiologische inzichten die ten grondslag liggen aan de trainingsaanpak die Els van Noorduyn in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Wie Els een beetje kent weet dat die trainingsaanpak niet op abstracte wijze is afgeleid uit het recente hersenonderzoek, maar dat zij is gebaseerd op eigenwijze reflectie op de eigen topsportervaringen in combinatie met een later neurofysiologisch ‘verhaal’ dat er wonderwel bij aansluit. Al geruime tijd werkt Els aan een wetenschappelijke onderbouwing van haar eigen trainingservaringen, zowel die als atleet als die als trainster, wat, binnen enkele jaren, moet uitmonden in een promotie aan de Universiteit van Utrecht. In 1968 als kogelstoter deelgenomen hebbend aan de Olypische Spelen van Mexico, daarna nog vele jaren Nederlands recordhouder geweest zijnd, heeft Els in de jaren tachtig een grondige opvoedkundige en fysiologische scholing genoten in onder ander de voormalige DDR. Sinds 1995 heeft ze haar expertise ondergebracht in een eigen managementadviesbureau en adviseert zij publieke en private kennisinstellingen over hoe zij individuele en collectieve expertise beter kunnen identificeren en tot ontplooing kunnen brengen. Centraal in dit adviseringswerk staat het idee dat menselijke uitmuntendheden, ongeacht de aard ervan, neerkomen op het gereed hebben van een breed scala aan handelingspatronen die het individu of de organisatie beter in staat stellen op onvermijdelijke verrassingen te reageren. Het equivalent hiervan in neuropsychologische termen is een hersenstructuur waarin vele verschillende latente neurale paden naast elkaar bestaan die in gegeven omstandigheden kunnen worden geactiveerd. Een fijnmazig raster van kruispunten en splitsingen biedt de hersenen een breder scala aan nieuwe connecties en verbindingen waardoor het individu gemakkelijker kan grijpen naar een interactievorm die past bij de situatie waarin hij zich bevindt. Daardoor kan hij of zij een effectiever opererend individu zijn, ongeacht de doelstellingen die hij heeft of de context waarin hij zich bevindt. Om het scala aan handelingspatronen zo groot mogelijk te maken is het zaak keer op keer, op onverwachte momenten, door de routines van individu en organisatie heen te breken. Een goede trainer doet dat. Maar ook een goede manager. Of een zelfreflexieve atleet. Maar de meeste managers kunnen, zoals we helaas weten, geen recht doen gelden op dat epitheton. En ik weet niet hoe het U vergaat, maar als atleet ben ook ik te vaak geneigd routinematig, zonder veel aandacht, mijn rondjes af te draaien of mijn duurloopjes te doen. En dat is jammer, want het kan anders, beter. En misschien geldt dat ook wel voor mijn rol als wetenschapper, vader, minnaar, kortom: voor mij als mens. Hoewel deze psychologische variant van zelfreflexiviteit in ieder geval ondergetekende een brug te ver is, is het duidelijk dat er ook een mentale conectie bestaat tussen sportbeoefening en welbevinden die verder gaat dan de ‘runners high’ van de endorfines.
Over effectiever trainen, mooier lopen en meer trainingsplezier, daarover wil Els ons graag het een en ander vertellen. Ik heb haar zo gek gekregen om ons na de dinsdagavondtraining van 24 april, om 21 uur, in de kantine van AV’23, aan de hand van sprekende voorbeelden en kleine demonstraties, duidelijk te maken wat lopen nu met denken en wat denken met doen uitstaande heeft. Ik nodig iedere lezer van harte uit daarbij aanwezig te zijn.
Meer lezen?
Een goede introductie voor leken is:
Margriet Sitskoorn, Het maakbare brein. Gebruik je hersens en word wie je wil (Uitgeverij Bert Bakker, 2006)
Moeilijker maar ook degelijker is:
Antonio Damasio, De vergissing van Descartes. Gevoel, verstand en het menselijk brein (Wereldbibliotheek, 1998)
Antonio Damasio, Het gelijk van Spinoza. Vreugde, verdriet en het voelende brein (Wereldbibliotheek, 2003)
Antonio Damasio, Ik voel dus ik ben. Hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen (Wereldbibliotheek, 2003)
Zie http://www.noorduynverstegen.nl voor meer informatie over het adviesburo van Els van Noorduyn.