Net zo snel als je dochter
(3 maanden na dato)
Gespannen zitten we naast elkaar, Valentina en ik. We hebben zojuist de startblokken ingesteld en wachten nu op de start van de 60 meter sprint. Valentina verheugt zich enorm op de eerste ouder-kind wedstrijd. Ze zal me verslaan in een directe confrontatie, ze weet het zeker! Ik ben er niet gerust op. Eerlijk gezegd is het mij ook mijn eer te na om mij door mijn 8-jarige dochter te laten verslaan. Ik zal toch wel van haar kunnen winnen? Ik heb dan ook dankbaar gebruik gemaakt van het aanbod van een van de trainers om de ouders klaar te stomen voor de wedstrijd.
Ik wens Valentina een goeie wedstrijd als we naar de startblokken worden geroepen. Ik buk me, strek mijn benen uit en plaats mijn voeten in de steunen. Mijn handen plaats ik zoals me geleerd is voor de startlijn en ik rust op mijn knie. Ik kijk naar links, geef Valentina een knipoog. Op het “ready” van de starter richten we ons op, ik voel mijn hart bonzen. Pang, het startpistool schiet ons weg. Ik richt me op, zet mijn eerste passen en zie na enkele meters die kleine Valentina langszij komen. Met rappe passen snelt ze mij voorbij. Ik maak me kwaad. Kwaad op haar. Ik vergroot mijn passen en probeer haar bij te benen. Na 20 meter merk ik dat ze niet verder uitloopt. Ik kan haar inhalen, pep ik mezelf op. Na 30 meter zie ik dat ik echt dichterbij ben gekomen en rond de 40 haal ik haar in. Enkele meters lopen we gelijk op, dan zet ik nog even aan. Ik loop uit op haar! Opgetogen passeer ik na 60 meter de finishlijn. Ik steek triomfantelijk mijn handen in de lucht en bal een vuist. Ja! Gewonnen! Als ik tot stilstand ben gekomen adem ik diep in, sluit mijn ogen en geniet. Dan draai ik me op. De triomf staat nog steeds op mijn gezicht te lezen. Met mijn ogen zoek ik Valentina. Ik bevries als ik haar zie. Niet vanwege haar rooie koppie of haar bezwete gezicht, maar om de teleurstelling die van haar gezicht druipt. “Ik had van je willen winnen, mama!” Het huilen staat haar nader dan het lachen.
Na de sportieve confrontatie volgt de uitslag. De kinderen hebben gewonnen van de ouders. Opgelucht feliciteer ik Valentina. Hiermee is alles toch weer goed gekomen voor haar, meen ik. “De kinderen hebben gewonnen,” is haar reactie “maar ik niet” en ze sloft weg, richting kleedkamer. Daar sta ik dan, met mijn eerste prestatiekaart in mijn hand. Ik kijk er eens op, maar de vermelde uitslag bij de sprint klopt niet. Het moet zijn ouder: disqualified.