Op zoek naar limietpalen
In de tweede helft van de negentiende eeuw stond Europa in het teken van toenemende oorlogsdreiging en geweld. Toen in 1870 het machtige Duitse leger oprukte naar Parijs zat de schrik er bij veel Europeanen goed in. Als klein landje realiseerden wij ons dat ook terdege. Er moest iets gebeuren om het land gemakkelijker te kunnen bewaken. Ook de stad Amsterdam moest bewaakt worden. Dus werden er diverse verdedigingslinies in ons land aangelegd. Hollandsche Waterlinie, Grebbelinie etc. Amsterdam kreeg als beveiliging de Stelling. Een verdedigingswerk bestaande uit forten, batterijen, dijken en sluizen. Helemaal rond de stad, op een afstand van ongeveer 15 km. In geval van oorlog kon eenvoudig een groot gedeelte van het land, opzettelijk, onder water worden gezet. Slechts 50 centimeter water was daarvoor nodig. De sluizen werden opengezet en de vijand kon daardoor niet oprukken naar de stad. Bootjes konden ook niet worden gebruikt. Vijftig centimeter water en een bootje met bemanning lag vast aan de grond. Te voet door het water was geen optie. Er was geen verschil te onderscheiden tussen onder water gezet land, sloten en andere waterpartijen. De Stelling van Amsterdam is nooit echt operationeel geweest en is achterhaald door de voortschrijdende techniek. Dat begon al kort voor 1885 met de uitvinding van de brisantgranaat. Een verwoestende explosie van een bom en de bakstenen forten moesten vervangen worden door betonnen kolossen.
Thans staat de Stelling van Amsterdam op de lijst van het werelderfgoed. De forten zijn sinds 1963 niet meer in bezit van het Ministerie van Defensie. Wijnhandelaren, natuurmonumenten en andere organisaties zijn nu de eigenaars of pachters. Ook vindt men tegenwoordig in een fort, een restaurant, naschoolse opvang, een kunstgalerie en tal van andere beroepen of zaken. Bij fort aan de Nekkerweg wordt op dit moment zelfs een Wellness center gebouwd. Rond praktisch ieder fort werd het gebied gemarkeerd met hardstenen limietpalen. De palen markeerden het militair domein. Aan één kant van de paal en op de bovenzijde werd de letter ‘O’ van het Departement of Ministerie van Oorlog en een volgnummer gestanst. De palen zijn 1.50 m. lang en steken ongeveer 40-50 cm boven het land uit. In veel gevallen staan de palen aan de rand van een aangrenzend weiland. Een doorn in het oog van de landbouwer. Die moet er omheen maaien of ploegen. Vaak wordt een paal niet per ongeluk stuk gestoten of in de sloot gefl…… waardoor de boer vrij spel heeft. Niet beseffend dat hij een stukje geschiedenis heeft kapot gemaakt.
Op een doordeweekse dag gaan Martijn Biesmans en ik op zoek naar een stukje militair verleden. Iets wat we al geruime tijd doen. De NS brengt ons bij station Beverwijk en als we het perron hebben verlaten zetten we meteen de pas er in. Langs het parkeerterrein van Bazaar Beverwijk lopen we naar Fort aan de St. Aagtendijk. Een snelle inspectie leert ons dat we twee oude palen uit ca 1885 hebben aangetroffen. Daarna gaat de voetreis naar Fort bij Veldhuis. Hier is de opbrengst een stuk interessanter. Bij een speciaal opstapje voor wandelaars klimmen we over een hek. Het fort ligt vredig in het groen en op de achtergrond raast het autoverkeer op de A9 voorbij. Ik maak prachtige opnames van de oude voorwerpen, die veelal zijn begroeid met een laagje mos. Ach, wat wil je na zoveel jaar in weer en wind te hebben gestaan. Bij iedere bocht in het veld zijn de markeringen duidelijk waarneembaar. Het nummer van paal O7 is voor ons moeilijk te onderscheiden, want de paal staat aan de andere kant van een sloot in tegengestelde richting. Als we deze paal echt op de foto willen hebben – en dat willen we – moeten we een halsbrekende toer uithalen of inventief zijn. De gehele slootkant is afgezet met schrikdraad. Er staat geen vee in de wei. Martijn gaat direct tot actie over. Ik sta nog te treuzelen wat ik zal doen. Martijn neemt een sprong en komt half liggend onder het schrikdraad tot stilstand. Waar hij geen rekening mee heeft gehouden zijn de brandnetels en de distels aldaar. Hoe dan ook, bij zo’n landing weet hij dat de sprong geen Olympische ticket voor hem heeft opgeleverd. Ikzelf klim over een dubbele hek afgezet met prikkeldraad en kruip daarna onder het schrikdraad door. In het veld staat een prachtige oude inundatiesluis. Ook kunnen we de limietpalen O6 en O5 nu goed fotograferen.
In het aangrenzend weiland, pal achter paal O5, staan twee ezels ons wezenloos aan te staren. Ik denk er het mijne van. Daarna keren we terug naar de plek waar we ons eerder bevonden. Dit betekent wederom dezelfde toer uithalen. Martijn springt en ik klim. Via de nevenbatterij bij Fort bij Veldhuis lopen we in zuidelijke richting. Ook hier treffen we nog enkele palen aan en lopen daarna in een hoog tempo over de Genieweg. Het onderzoeken is voor ons een combinatie met sportief bezig zijn. Fort Zuidwijkermeer ligt aan het Noordzeekanaal en had vroeger de belangrijke taak om het Noordzeekanaal en de bijbehorende dijk te verdedigen. Hier treffen we nog een drietal palen aan. Wederom wordt het tempo opgeschroefd naar ongeveer 8 km p.u. met als ondergrond de grasdijk langs de waterweg. Wandelen langs een breed water, waar constant schepen af en aan varen, vind ik altijd spectaculair. Het is dan ook genieten als er van die grote joekels voorbij varen. Met de pont van Buitenhuizen varen we over en wandelen door het recreatiegebied Spaarnwoude. De omgeving is opeens heel anders dan aan de andere kant van het kanaal. Veel meer afwisseling en prachtige panorama’s. Voorts kruisen we onder een viaduct de A9 en staan dan bij Fort benoorden Spaarndam. De munitiekamers zijn gescheiden van het fort. Een logische strategie, lijkt me.
Op enige afstand zien we een aantal palen achter een verweerd hoog hek met daaraan bevestigd een verweerd bordje ‘Verboden toegang etc.’ De palen zijn een stuk robuuster dan de O-palen. We kijken elkaar aan en zonder een woord te spreken klimmen we over een hek aan de rand van een weiland. Een inspectie vinden wij noodzakelijk. Ook dit hek is afgezet met een strook prikkeldraad. Martijn neemt een grote pas en stapt over het hek heen.{quote}prikkeldraad is een extreme vorm van SM{/quote} Ik ben iets kleiner en moet derhalve voorzichtiger te werk gaan. Ik til mijn rechterbeen over het hek en dan blijkt dat het prikkeldraad wel heel erg dichtbij mijn kruis komt. Oef, dat is echt oppassen geblazen. Prikkeldraad is wel een extreme vorm van SM. Toch lukt het mij om ongeschonden aan de andere kant van het hek te komen. En ploeteren even later door het weiland, dat meer weg heeft van een knollenveld. Als we bij het hoge hek arriveren moeten we eerst over een ondiep slootje springen. Op een bepaalde plaats is het gaas van het hek doorgeknipt. Waarschijnlijk door bezoekers die het fort van dichterbij wilden bekijken. Daar ga ik tenminste vanuit. Teleurgesteld keren we terug naar de weg als blijkt dat de palen niet tot onze doelgroep behoren. Aan de voorzijde van het fort treffen we een nog grotendeels intact zijnde smalspoor aan, speciaal aangelegd om munitie aan te voeren.
Aan de zuidkant van het fort klimmen we over een hek en volgen een grasdijk langs het fort. Hier treffen we aan het einde enkele palen met de letter D en een nummer. De letter ‘D’ is afgeleid van het Ministerie van Defensie en zijn in de periode 1928-1940 geplaatst. De O-palen dateren uit 1813-1928. Op de hoek aan de zuidoost kant van het fort bevindt zich een trio van palen. Een limietpaal met het nummer D88, een grenspaal van Spaarndam-Velsen en een paal die verwijst naar de Hondsbossche Zeewering. Dit is een juweeltje voor degene die hiervoor geïnteresseerd is. Dan volgen we een niet al te smalle sloot in zuidelijke richting. Midden in het water staan twee palen van Defensie. Nummer D85 kijkt ons recht aan. Maar het nummer van de andere paal is voor ons een raadsel. Martijn wil het onderzoeken en maakt aanstalten om over de sloot te springen. Ik roep nog: ‘Doe het niet. Het ken net.’ Maar ik ben te laat. Martijn neemt een aanloop en een reuze sprong. Ik schrik en zie Martijn met een been in de modder wegglijden. Hij ligt wel in het gras. Nou ja. En buldert van het lachen. Dan pakt hij zijn camera uit z’n rugzak en fotografeert de paal. Het is nummer D84. We hadden het kunnen weten. De terugweg naar de andere kant geschiedt op een andere plek. Op een plek waar de sloot een stuk smaller is. Toch treffen we nog een brede, mooie paal met nummering O37. Die gaan we later nog eens onderzoeken. Ook een muurtje met het jaartal 1886 is een mooi object.
In het Spaarne probeert Martijn zijn stinkende schoenen schoon te poetsen. Hij wandelt door het ondiepe water en zowaar het modder verdwijnt. Met drijfnatte kousen en schoenen heeft hij nog zo’n 10 km te gaan. Bij station Haarlem-Spaarnwoude stappen we in de trein en hebben een enerverende dag met ruim 35 km achter de rug. Wat we niet weten is dat Martijn misschien nog een carrière verspringen voor de boeg heeft. Er zal toch wel een vereniging zijn die hem als talentvol atleet beschouwd.